duizelen etymology

Dutch word duizelen comes from Dutch -elen (Frequentative verbal suffix; indicating repetition.), Dutch duizen ((intransitive, obsolete) to be dizzy, confused.)

Detailed word origin of duizelen

Dictionary entryLanguageDefinition
-elen Dutch (nld) Frequentative verbal suffix; indicating repetition.
duizen Dutch (nld) (intransitive, obsolete) to be dizzy, confused.
duizelen Dutch (nld) (ergative) to be/make dizzy.

Words with the same origin as duizelen

Descendants of -elen
afbrokkelen bazelen besabbelen brokkelen dazelen doezelen dompelen duikelen duikeling duizeling kibbelen onderdompelen sabbelen sijpelen smikkelen