lidmaatschap etymology

Dutch word lidmaatschap comes from Dutch -schap (-ship.), Dutch lidmaat

Detailed word origin of lidmaatschap

Dictionary entryLanguageDefinition
-schap Dutch (nld) -ship.
lidmaat Dutch (nld) M member of a (usually Protestant) church congregation. N limb, anatomical member of a body, normally used in the plural.
lidmaatschap Dutch (nld) Membership (status of being a member; originally of a church flock).

Words with the same origin as lidmaatschap

Descendants of -schap
agentschap ballingschap beterschap blijdschap broederschap eigenschap genootschap gereedschap gevangenschap heerschappij kampioenschap leiderschap maatschappelijk maatschappij moederschap nalatenschap ouderschap vaderschap vakmanschap vennootschap weddenschap wetenschap zwangerschap zwangerschapsverlof