nodeloos etymology

Dutch word nodeloos comes from Dutch nood (Emergency, distress (often used in compounds). Need.), Dutch -loos (-less, without.)

Detailed word origin of nodeloos

Dictionary entryLanguageDefinition
nood Dutch (nld) Emergency, distress (often used in compounds). Need.
-loos Dutch (nld) -less, without.
nodeloos Dutch (nld) Needless, unnecessary.

Words with the same origin as nodeloos

Descendants of nood
benodigen
Descendants of -loos
betekenisloos bewusteloos dakloos doelloos draadloos feilloos genadeloos geruisloos gewetenloos grenzeloos harteloos kansloos kinderloos levenloos moeiteloos nutteloos pijnloos respectloos rusteloos smakeloos spoorloos waardeloos weerloos zinloos