ribbenboog etymology

Dutch word ribbenboog comes from Dutch boog ((architecture) arch. (geometry) arc. Bow (weapon).), Dutch rib (A truss (wooden frame). Rib.), Dutch -en-

Detailed word origin of ribbenboog

Dictionary entryLanguageDefinition
boog Dutch (nld) (architecture) arch. (geometry) arc. Bow (weapon).
rib Dutch (nld) A truss (wooden frame). Rib.
-en- Dutch (nld) Genitival interfix indicating that the former part is a characteristic of the latter.
ribbenboog Dutch (nld) Costal arch, the medial ends of the seventh to tenth costal cartilages that join to form a cartilaginous costal margin on each side (arcus costalis).

Words with the same origin as ribbenboog

Descendants of -en-
beddengoed bijenkorf boekenkast dierenarts dierenbescherming dodental gastenverblijf gekkenhuis heksenjacht kippenhok kippenvel klokkentoren kurkentrekker lijkenhuis lippenstift mensenhandel pannenkoek plankenkoorts platencontract poppenkast poppenspeler ruggengraat sterrenbeeld woordenwisseling zakkenwasser